Een hond heeft veel sociaal contact met andere honden nodig, dat hoor je steeds weer. Maar pas op, de hond is niet echt een roedeldier: zijn belangrijkste sociale contact is de mens.
Sociaal zijn is een deugd. Het wordt de hond met de paplepel ingegoten. Het eerste sociale contact ervaart hij in de baarmoeder van de moederhond en daarna in het nest, in de ‘familieroedel’. Hier vindt een essentieel onderdeel van de socialisatie plaats. Als een pup te vroeg uit het nest wordt gehaald, leidt dit mogelijk tot tekorten in het sociale gedrag, omdat bepaalde vaardigheden niet of onvoldoende getraind zijn. In het dagelijks leven wordt sociaal gedrag verfijnd en bevorderd.
De hond – een ‘semi-solitair’ wezen
Het menselijk denken over de hond heeft nog steeds te kampen met de mythe van de wolf en roedelfantasieën. In werkelijkheid leven honden individueel, in paren of met z’n drieën, en zelden in groepen; hetzij in ons huishouden, in Centraal-Europa, hetzij op straat in andere landen. Zeer zelden delen ze hun leven in roedels, dat wil zeggen in een groep van verwilderde huishonden die zich bij elkaar gevoegd hebben (“Die Pizza-Hunde” van Günther Bloch, Kosmos-Verlag).
Op hondencursussen worden nog steeds de meest uiteenlopende groepsoefeningen uitgevoerd, die geacht worden de socialisatie te bevorderen. Zo worden honden naast elkaar in ‘af’ of ‘zit’ gecommandeerd, opdat een soortgenoot door zijn baasje of vrouwtje aan een korte riem langs geleid kan worden. En soms, aan het einde van het lesuur, is het “honden los”, tot de vermeende vreugde van de vierbenige vrienden. Dit alles heeft met sociaal, socialisatie of nuttig voor dagelijks gebruik weinig van doen.
Het woord ‘sociaal’ komt van het Latijnse ‘gezamenlijk’ en betekent zoveel als beleefd, attent en behulpzaam. Deze kenmerken zijn terug te vinden in de erfelijke eigenschappen van de hond, die wordt beschouwd als een zeer sociaal dier. Onderzoek en wetenschap hebben dat meermaals uitgewezen. De evolutie van wolf naar huishond maakt het mogelijk om te concluderen dat door domesticatie de mens voor hem het belangrijkste sociale contact is geworden. Wetenschappelijke experimenten hebben aangetoond dat honden eerst contact zoeken met mensen, niet met soortgenoten.
Maar hoeveel sociaal contact met soortgenoten heeft een hond nodig? Volgens deskundigen hangt dat af van verschillende factoren, zoals ervaringen, omgang met en opvoeding, karakter/natuur, genetica, ras of zelfs van leeftijd, of een hond in contact wil komen met andere honden of niet.
“Ga je nu socialiseren”
Mensen hebben soms bijzondere ideeën over sociaal contact voor hun hond. Ontmoeten twee hondeneigenaren elkaar, dan betekent dit vaak “honden van de lijn”, ongeacht met welke hond, met hoeveel honden en of ze elkaar leuk vinden of niet. Ze moeten immers met elkaar gaan dollen, dat ziet men als spelen. “Ga je nu maar socialiseren”, zegt de mens, en vergeet hoe hij zelf sociale contacten onderhoudt: met geselecteerde mensen, via internet/telefoon, oogcontact, vriendelijk aanspreken, handen schudden, tot het tot een gesprek komt.
Bij honden worden sociale contacten eerst op afstand gelegd, via waarneming door middel van geur, zicht of gehoor, totdat het tot een contact komt. Veel honden zouden een soortgenoot uit de weg gaan, als ze niet door de mens verhinderd werden om dit te doen. Ook de mening dat in het bijzonder puppy’s of jonge honden veel contact moeten hebben met hun leeftijdgenoten, is misleidend (lees het artikel van Ute Blaschke-Berthold “Welpenspielgruppen aus verhaltensbiologischer Sicht” – http://hundemagazin.ch/welpenspielgruppen-aus-verhaltensbi…/). In de puppy- en jonge hondenleeftijd is het opbouwen van een goede relatie met de mens of gepast contact met volwassen honden belangrijker dan stoeien met leeftijdgenoten. En wat verondersteld wordt een spel te zijn, is vaak het oefenen van vaardigheden zoals jagen, drijven en hoeden, die in de maatschappij meestal ongewenst zijn.
Sociaal contact met een andere hond is zinvol, als het beleefd en attent plaatsvindt. Daarom moet het vrijwillig zijn. Honden moeten niet tot contact gedwongen worden, als die poging tot mislukken gedoemd lijkt. Wanneer honden elkaar kennen, elkaar vertrouwen en goed op elkaar ingespeeld zijn, kunnen sociale contacten waardevol zijn. Maar er zijn ook honden die dat niet nodig hebben, wat volstrekt niet betekent dat ze asociaal zijn.
‘Sociale wandelingen’ zijn niet per se sociaal
Aanbiedingen voor ‘sociale wandelingen’ kun je vooraf beter even goed onderzoeken. Om de ervaring en het leereffect goed te laten zijn, hebben honden die mate van afstand en tijd nodig dat ze zich er prettig bij voelen. Misschien vraagt het in het begin een afstand van 30 meter of meer. Tijdens sociale contacten moet de hond in staat zijn om zichzelf eruit terug te trekken, hij moet niet door dwang of een korte lijn geblokkeerd worden om in de situatie te blijven. Zijn gedragsuitingen laten de eigenaar zien wanneer hij hem moet helpen, of de situatie onschadelijk moet maken. Daarom is het zaak om altijd goed te blijven observeren.
Gematigde sociale contacten, waarin honden ook naast elkaar kunnen lopen of kunnen snuffelen, zijn waardevoller dan renspelletjes. Komen slechts twee honden met elkaar in contact, dan is de situatie voor hen beter in te schatten dan wanneer drie of meer honden elkaar ontmoeten. Intensieve contacten vereisen ook een langere periode van rust. Daarom hebben honden niet elke dag afwisselingsrijke contacten nodig. Integendeel: als deze te vaak voorkomen, kan een hond door de terugkerende stress gezondheidsschade oplopen.
‘Groepsbehandeling’ en ‘roedelopvang’: wees voorzichtig!
Een hond wordt sociaal volwassener als hij leert door positieve ervaringen. Voorzichtigheid is geboden bij aanbiedingen van groepsbehandeling voor honden met gedragsproblemen. Als de veiligheid is gegarandeerd (aangelijnd, muilkorf) en de stress is niet te groot, dan kan onder begeleiding van een ervaren trainer wellicht gedrag worden omgebogen of een alternatief gedrag worden aangeleerd. Het zou echter aanmatigend zijn om te geloven dat agressieve honden elkaar kunnen behandelen. Het wordt nog bedenkelijker wanneer de mens de hond daarbij ook nog disciplineert (bestraft), lijncorrecties (rukken) of andere aversieve middelen inzet of wanneer honden met voorwerpen moeten worden gegooid. Of dat ze met stokken of met de hand gescheiden moeten worden om een escalatie te voorkomen.
Ook bij zogenaamde ‘roedelopvang’ is voorzichtigheid geboden. Wanneer tot twee dozijn honden, die elkaar nauwelijks kennen, zich samen moeten bewegen op een omheind terrein, kan het er onschadelijk uitzien. Maar dit is niet het geval voor honden die zich ongemakkelijk of bedreigd voelen, laat staan aangevallen of opgejaagd. Naast angst worden dan ook ontsnappingsstrategieën, verdedigingsstrategieën of – als alles niet werkt – aanvalsstrategieën aangeleerd. Bijtincidenten gebeuren vaak pas nadien, wanneer de opgebouwde stress zich ontlaadt…
Nergens ter wereld zouden honden elkaar vrijwillig ontmoeten voor massabijeenkomsten of socialisatieoefeningen. Als ze een vrije keuze hadden, zouden ze daar met een grote boog omheen lopen. Dit is precies het punt, dat wij mensen van de hond kunnen leren.
Roman Huber
Pijlers voor het leren:
=> Voldoende afstand
=> Geduld, tijd, vrije keuze
=> Een zo ontspannen mogelijke omgeving
=> Een afgepaste belasting
=> Vriendelijke behandeling door de mensen
Killers voor het leren:
=> De individuele afstand negeren
=> Druk, dwang, ongeduld
=> Overvragen
=> Overstroming met te veel prikkels
=> Onvriendelijke behandeling, straffen
Artikel uit: Schweizer Hundemagazin, door Roman Huber van Dogrelax, oktober 2018, Nederlandse vertaling door Alfred Ballast